55
Wie overvloedige deugd heeft, is als een klein kind.
Insekten steken hem niet. Wilde beesten vallen hem niet aan. Roofvogels pikken hem niet.
Zijn beenderen zijn tenger, zijn pezen zacht, maar zijn greep is sterk.
Hij kent de vereniging van man en vrouw niet, en toch is hij seksueel ontwikkeld. Dit komt door de gezuiverde levenskracht.
Hij kan de hele dag schreeuwen en hij wordt niet schor. Dit komt omdat hij in volmaakte harmonie is.
Door het kennen van deze harmonie nadert men de eeuwigheid.
Door het kennen van de eeuwigheid bereikt men verlichting.
Het vergroten van het leven leidt tot rampen.
Wanneer de begeerten de levenskracht uitputten, wordt men stijf.
Nadat de hoogste bloei is bereikt, begint men te verwelken.
Dit gaat in tegen het Tau.
Wat tegen het Tau ingaat, verwelkt snel.
en de aardige geitjes.